Wonderbaarlijke visvangst

Mensen vangen.

Als wij zondagsmorgens naar onze dienst gaan, stromen mensen uit alle richtingen vandaan naar ons kerkgebouw. Verheugd trekken de stammen op om naar Gods huis te gaan. Deze psalm werd vroeger vaak gezongen.

Het orgel speelt en mensen zoeken hun vaste plekje op in de bank of ze gaan zitten op de stoelen voorin. Gezinnen met kinderen, ouderen, alleen gaanden nemen plaats. Niet lang daarna komt de kerkenraad binnen. Vroeger in het zwart, nu in spijkerbroek en overhemd. De dominee staat afwisselend boven op de preekstoel of beneden op het podium.
De psalmen, niet meer zoveel als vroeger, worden uit volle borst meegezongen. Jongeren, anders niet op hun mondje gevallen, houden de lippen stijf op elkaar. Dit verandert bij het zingen van een lied.
De preken zijn divers. Soms gerangschikt en verdeeld in drie punten. Een andere keer meer praktisch vertaald naar het leven van alle dag.

Deze zondagmorgen echter rijden we door het Friese landschap. Het weggetje slingert zich door sluimerde dorpjes, maakt dan een bocht om een boerderij heen. De weg ligt er verlaten bij. Alleen een hardloper draaft naar zijn bestemming.
De ‘deel’ van de boerderij, waar de dienst wordt gehouden, is omgetoverd tot kerkzaal. Planken op schragen dienen als zitplaatsen. Voorin staan enkele witte tuinstoelen. Het keyboard zal het zingen begeleiden. Na even gewacht te hebben, komen een vrouw en een man- gevolgd door de dominee- uit de voor ons verborgen ruimte naar binnen. De dienst vangt aan.

De preek gaat over de wonderbare visvangst van de discipelen. Op een ongebruikelijke manier stroomt het net vol vis.
De geschiedenis is mij bekend.
Ik zie de vissers staan. Met hun voeten in het water de netten uitspoelen. Het zat niet mee vannacht.

(Verhaal gaat onder de film weer door)

Even later staat Jezus in hun boot en spreekt de mensen op de wal toe.
Jezus ontmoet mensen daar waar mensen zijn. Bij vissers op hun werkplek. Bij de boer op zijn akker. De preekstoel is een boot. Het water dient als klankbord voor de mensen aan de oever van het meer.
Als Jezus later de vissers opdracht geeft opnieuw hun netten uit te werpen zwemt een school vissen zo maar hun netten binnen. Tot grote verbazing van Petrus die wel iets afwist van vissen.
Dan het slot. Jezus’ opdracht om visser van mensen te worden. Mensen vangen voor God.

Verstolen kijk ik naar de mensen om mij heen. Ze zijn op twee handen te tellen.
De ‘deel’ van de boerderij doet me denken aan de bootjes bij het meer. Zo simpel allemaal. Gewone mensen om mij heen uit de dorpjes in de omgeving.
Hier geen geschilderde ramen zoals in een groot kerkgebouw. Ik kijk tegen pakken stro aan die op de zolder liggen. Het paard in de stal schraapt met zijn hoeven over de vloer.

We volgen de weg terug naar de camping in omgekeerde beweging.
Jezus was daar waar mensen zijn.
Op de camping zijn mensen.
Ik ga vissen.
Mensen vangen voor God.