eendenkooi met kooikerhondje

De eendenkooi

Hij had het leven geproefd.
Nee, nog niet verzadigd.
Maar toch!
Als ik hem bezoek, zit hij op zijn stoel.
Praatstoel wel te verstaan.
We hebben wat te delen.
Onze leeftijden lopen niet ver uiteen.
Kerkelijk en maatschappelijk stonden we voor dezelfde uitdagingen.
Vaak hebben we ons daarin laten meeslepen.
Een andere keer hebben we ons er tegen verzet.
En nu, terwijl we bijna de leeftijd der zeer sterken hebben bereikt, blikken we terug.

Wat hebben we een tijd besteed aan wat we dachten te moeten doen.
Onze kinderen werden door hun moeders opgevoed.
Wij vergaderden.
Opening, lezen uit de Bijbel, bidden, notulen, bespreking, eindigen met gebed, sluiting.

Elf uur.
In de kamer brandt nog licht.
Maar moeders slaapt.
Zij moet weer vroeg op.
Zwemles voor de kinderen.

Weet jij, vraagt hij mij, hoe ze vroeger eenden vingen?
Wilde eenden wel te verstaan.
Ze werden de kooi ingelokt.
Via een pijp kwamen ze naar binnen.
Hun uitzicht was een mooie plas.
Vaak zochten ze de kanten op.
Net als mensen altijd de randen opzoeken.
Randen van hun eigen gelijk.
Hun eigen uitleg van het gebeuren.
Overtuigd van hun inzicht, waarin ze anderen probeerden mee te slepen.

Om de eendenkooi sluipt het kooikerhondje heen en weer.
Eenden volgen nieuwsgierig zijn gedrag.
Zonder te merken dat de pijp steeds smaller wordt.
Alleen de eenden die in het midden zwemmen kunnen, als ze schrikken van de kooiker, aan het lot ontsnappen. Anderen vliegen door hun zelfgekozen weg de kooi in.
Mijn ‘oude ‘ vriend, streelt met zijn hand over zijn stoppelige kin.
In het lichte raspen hoor ik zijn levensverhaal.
Waar het schuurde.
Ja…ja…, laten we nog een kop koffie drinken.
Dan lacht hij.
Gelukkig .