De ezels volgen het pad door de woestijn. Ze hebben al een hele reis achter zich. Veel wordt er niet gepraat tussen de mensen onderweg. Voorop rijdt een oude man. Zijn gezicht is verweerd door de zon. Het leven heeft zijn sporen getrokken. Naast hem loopt zijn zoon. Vol energie en levenslust. Hij mag met vader mee. Een buitenkansje. Zeg dat wel. Vader, die anders vaak vertelt over hoe het in zijn leven gegaan is, is de hele reis erg stil. Bij de berg aangekomen, houdt de karavaan stil. Hier moeten de anderen wachten tot de oude man en zijn zoon terugkomen. Beiden trekken samen verder, om te offeren en om te bidden. De jongen draagt een bos gedroogde takken op zijn schouders. Vader loopt met het vuur. Onder zijn mantel een groot mes. Af en toe staat hij even stil en zucht. Dan gaan ze weer door. “Vader, we hebben geen offer meegenomen, ” zegt de jongen. “De Heer zal erin voorzien, jongen. Vertrouw daar maar op,” antwoordt de vader.
De predikant die het verhaal vertelt, blikt de kerkzaal in. Hoe kan hij het de gemeente duidelijk maken, wat vertrouwen ten diepste inhoudt? Voor de preekstoel staat een dartbord. De predikant pakt de meegenomen ballon uit zijn zak en blaast die op. Stapt van de preekstoel af en hangt de ballon aan het dartbord en vraagt aan de gemeente of hij de ballon zou kunnen raken. Natuurlijk. Daar heeft de gemeente alle vertrouwen in. De predikant is jong en hij zal vast wel geoefend hebben. Maar voordat hij werpt vraagt hij of iemand uit de gemeente naar voren wil komen en de ballon in zijn hand wil vasthouden. Geen gekke vraag. Ze vertrouwen hem immers. Het loopt niet storm. En helemaal niet meer als hij vraagt,’ wie durft de ballon in zijn mond nemen?’ Iedereen blijft zitten. Over vertrouwen gesproken.
Een groot mes schittert in het zonlicht. De arm die eerst nog beeft strekt zich uit. Over vertrouwen gesproken. Het geluid van een rollende stenen geeft aan, dat de oude man en zijn zoon terugkeren van de berg. Het gezicht van de oude man straalt vrede uit. Zijn vertrouwen is niet beschaamd.