De trein staat al klaar als ik het perron oploop. Bij het raam is nog een plek vrij en met een lichte zucht van voldoening neem ik plaats. ’t Was een drukke dag en nu rust
Even later neemt een mevrouw tegenover mij plaats. Ze stopt haar tas in het bagagenet, en gaat dan zitten. Ik kijk nog naar de mensen op het perron. Veel mensen lopen op een holletje. Een oude man loopt gearmd met een jonge vrouw. Bij de deur drukt ze liefdevol een kus op zijn wang en dan gaat ze naar binnen. De oude man zwaait haar na.
Dan, met een zachte pssst psssst, sluiten de deuren zich en zet de trein zich met een schokje in beweging. We passeren een wissel en mijn pas gezeten buurvrouw helt lichtjes naar mij over. Ik ruik haar parfum. Een heel andere geur dan welke mijn vrouw gebruikt. “We rijden,” zegt de vrouw tegenover mij. Ik knik. Mijn hand strekt zich uit naar het boekje op het tafeltje bij het raam dat ik wil gaan lezen.
Met een lichte zucht, opent mijn medereiziger het gesprek: “Het was me het dagje wel.” In die zucht proef ik een wereld van beleven. Beleefdheidshalve kijk ik haar even aan. Ze is nog niet oud. Misschien een dik zestig. Vroeger vond ik oud bij vijftig liggen, maar dat heb ik al een aantal keren bij gesteld. Nu zit ik op negentig. Maar dat terzijde! De vrouw draagt een ruim zittende bloemetjes jurk. Met daaronder grote bruine schoenen. Haar bril lijkt wat groot, maar misschien komt het mee omdat haar wangen zakken. Haar gezicht kijkt me berustend aan.
Ze buigt zich vertrouwelijk naar mij over en zegt: “Ik ben een dagje wezen stadten. We hebben in Utrecht, gewoond. En ik ben naar het kerkhof geweest. Mijn man ligt daar begraven.
Ze zucht. We hadden een goed huwelijk meneer. Maar de laatste jaren waren zwaar. Ik zal u er niet mee vermoeien. Dan vertelt ze me hoe alles gegaan is. Het bezoek aan de dokter. De onderzoeken en de uitslagen. Wat de dokter vertelde. Hoe haar man reageerde. Zijn sterven. We zijn bijna 40 jaar getrouwd geweest.
“Ja,” zeg ik.Nu is het stil om me heen.
Kunt u zich dat voorstellen meneer?
Mijn man was geen prater, dat niet. Maar je kon tegen hem aanpraten, zeg maar. Dat mis ik wel. Maar ja: een mens wikt maar God beschikt, zei mijn moeder altijd.
Dan: Ik heb voor mezelf een nieuwe jurk gekocht. Er zat korting op. En voor wie moet ik zuinig zijn.
De stem van de machinist kondigt het binnenrijdend station aan.” Station Amersfoort. … Dames en heren, wij rijden station Amersfoort binnen.”
De vrouw tegenover mij staat op en zegt: “Hier moet ik eruit.” Ze pakt haar tas uit het bagagenet, met daarin haar nieuwe jurk. Ze gaat even weer zitten en zegt: “Goede reis meneer, en bedankt voor het gesprek. “ Als de trein opnieuw een wissel neemt en ze licht naar me overhelt zegt ze: “Er zijn maar weinig mensen waar je zo fijn even mee kunt praten.”
Ik kijk haar na, als ze over het perron loopt. Ze houdt haar tas stevig vast. Ze kijkt niet meer achterom.
Het is stil om mij heen, als de trein zijn reis hervat.