Het went niet

Een wandeling van Callantsoog naar Groote Keten duurt heen en terug twee uur. Onderweg kom je het strandleven tegen. Scharrelende mensen langs de vloedlijn. Soms blijven ze even staan bij een aangespoelde krab, of bekijken ze een gevonden schelpje. Baasjes gooien een bal of een ring de zee in, en roepen ‘apport’ tegen hun hondje. Een oudere dame kijkt het gebeuren aan. De wind speelt met de golven en met de vliegers die kinderen aan touwtjes vasthouden. Vrolijk buitelen ze tegen de blauwe lucht aan.
Mijn vrouw en ik vinden dat we onderweg in een strandtent onze benen even tot rust mogen laten komen. Achter het glas, uit de wind, kijk je naar de zee.
Naast mij zit een dame met licht paars haar. Het kleurt slecht bij haar uitgezakte bruine wangen. Maar ze knikt me vriendelijk toe. De kleur op haar gezicht vertelt me, dat ze vaker naar het strand gaat. Haar armen zien er droog uit. De rimpels vertellen me dat ze de strijd met de veerkracht hebben op gegeven.
‘ U houdt ook van de zon, mevrouw?’, vraag ik haar.
‘Nou en of’, zegt ze.’ Vroeger gingen we altijd met de caravan op reis. Naar Frankrijk of soms nog verder, als het weer maar goed was. Maar ik heb er geen zin meer in. Ik zei tegen mijn man: ‘als jij wilt ga je maar. Ik blijf thuis.’
Ik kijk naar de man die naast haar aan het tafeltje zit. Hij lijkt op kapitein Iglo van de reclame op de TV. Eenzelfde baard en een redelijk gevulde buik.
‘Wij hebben altijd op Texel gewoond’, vertrouwt de mevrouw mij toe. ‘Nu wonen we hier vlak achter de dijk. Maar geregeld gaan we nog een dag naar het eiland. Weet je, soms moet ik er even uit. Het valt niet mee, meneer. Veertig jaar ben ik alleen geweest en ik heb geen kinderen. En nou ineens heb ik die man de hele dag om me heen.’
Mijn gedachten gaan. Veertig jaar alleen. Zou ze dan pas getrouwd zijn?
Maar nee, al luisterend hoor ik haar verhaal.
‘Het went niet meneer. Nog steeds niet. Overal kom ik hem tegen. In bed, in de badkamer, op de bank. Ze zeggen dat het went, maar ik weet het niet.’
Ik kijk verstolen naar de man die naast haar zit. Is hij doof?
‘Ik haal koffie’, zegt hij en staat op en loopt het restaurant binnen.
Zij vertelt verder.
‘Hij had zijn werk aan de wal, zogezegd. Ik was alleen. Deed de tuin en kon staan en gaan waar ik wilde. Maar nu heb ik hem de hele dag om me heen. Het went nog steeds niet, meneer.’
De man, zet de koffie voor haar neer. Zijn ogen volgen het strandgebeuren, terwijl zij verder vertelt. Hij was de zoon van de baas. Een nakomertje. Heeft zijn hele leven bijna niets gedaan. Nog niet. Ik doe de tuin, wij hebben een oud huis met een tuin. Er is altijd wel wat te doen. Maar hij, hij zit veel. ‘Ik heb genoeg gewerkt’, zegt hij dan.
Volgende week wil ik weer naar Texel. En als we langs ons oude huis fietsen, bel ik aan en vraag of ik het nog eens mag bekijken. Hij’, ze wees naar kapitein Iglo, ’vindt het gek. Ik niet. Je kunt toch gewoon vragen?
In de supermarkt kom ik vaak kennissen tegen. Ze vragen hoe het gaat, maar ik zeg ze het eerlijk, het went nog steeds niet.’
‘Nou, misschien dat de tijd …’opper ik.
‘Ik hoop het meneer. Ik wil honderd worden.’ Ze klopt aan de onderkant van de tafel.
‘Honderd,’ zeg ik,’ maar dan hebt u nog een tijd te gaan.’
Ik kijk haar aan en probeer haar leeftijd te schatten.’ Nog een dikke veertig jaar,’ zeg ik.
Ze lacht naar me. ‘Ik ben al vijfenzestig’, zegt ze. ’Maar het went nog steeds niet.’
Opnieuw neem ik de man naast haar op. Op zijn gezicht vertrekt geen spier. Het zou me niet verwonderen dat hij het verhaal van zijn vrouw eerder had gehoord.
‘Kom,’ zeg ik,’ we wandelen weer terug.’
‘Ik denk dat ik u nog wel eens weer zie,’ zegt ze. ‘ ’t Was gezellig even met u te praten. Ik zit hier altijd, op deze plek.’
Ik betwijfel het.
Teruglopend kijk ik naar de mensen op het strand.
Het blijft me boeien, het went nooit.

Abonneer
Laat het weten als er
guest
Niet verplicht

Prive reageren of een vraag? Ga naar het Contactformulier

0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties
0
Zou graag je gedachten willen