Basiliek in Meersen

Hout noch steen

Wandelend door Zuid-Limburg waan je je in het buitenland. Glooiende hellingen, diepe dalen. Een kerktoren wijzend naar boven. De lucht trilt in het zonlicht. Vogels zweven op de lichte thermiek. We dalen af en lopen het dorp binnen.
Een prachtig klooster, omzoomd door een rozentuin met beelden, ligt ons uitnodigend aan te kijken. We lopen naar binnen en horen even later van onze gastvrouw iets over de geschiedenis.

Het is een hele stap terug. Tot aan de twaalfde eeuw.
Gerlach, ridder en levensgenieter.
Luisterend zag ik hem met zijn mannen rondtrekken. Strijdend, rovend en genietend van zijn buit. Dan op weg terug naar huis treft hem het bericht dat zijn vrouw is overleden.
Het liefste wat hij bezat.
Als door de bliksem getroffen staat hij stil bij zijn bestaan. Is dit het waar hij voor leefde?
Of het in een opwelling is, of doordacht, vertelt het verhaal niet.
Maar ridder Gerlach verdeelt zijn bezittingen onder de armen van de gemeenschap. Ruilt zijn paard voor een ezel en gaat op pelgrimstocht naar Rome.
Ridder Gerlach is niet meer.
Pelgrim Gerlach is ervoor in de plaats gekomen.

In Rome krijgt hij van de paus opdracht om naar Jeruzalem te gaan.
Daar in de velden van Jeruzalem wordt hij varkenshoeder. Zo doet hij boete voor zijn vroegere leven.
Na zeven jaar keert hij terug naar zijn geboortestreek.
De mensen herkennen hem niet meer. De ridder van vroeger is een oude man geworden.
Zijn grijze baard wappert om het magere gezicht.
In een holle boom vindt hij een schuilplaats voor de kou en de regen. Elke dag bezoekt hij het graf van zijn geliefde vrouw. Negen kilometer heen en negen kilometer terug.
De bevolking geeft hem af en toe iets te eten.

Op zekere dag laat hij zijn kroes zakken in de welput om te drinken. Als hij de beker aan zijn mond zet is het water veranderd in wijn.
Dit tot driemaal toe.
Kluizenaar Gerlach beseft dat zijn zonden vergeven zijn en sterft een paar dagen later aan de voet van de holle boom. Daar wordt zijn lichaam begraven.
In het najaar stroomt het riviertje de Geul over. Het graf komt onder water.
De dorpelingen graven in het voorjaar zijn botten op en begraven die op een hoger gedeelte.
Het zand bij het graf blijkt dan een heilzame werking te bezitten.
En menige boer schept bij ziekte van zijn dieren iets van het zand weg en geneest zo zijn vee.
Eeuwen later wordt er op de plek van het graf een klooster gebouwd.

Lopend met de gids door de gangen hoor ik het verhaal van ridder/ pelgrim/ kluizenaar Gerlach. In de kerkzaal staat een kist met daarboven zijn lichaam afgebeeld.
Limburg, met zijn kapelletjes, kerken, beelden en verhalen.
Aan de voorkant van de Basiliek in Meersen lees ik de volgende tekst:
Eer Christen-mensch Wat gy hier ziet,
‘t Is Christus-beeld Maar Christus niet.
Daarom aanbidt noch hout noch steen
Maar Christus Uwen God alleen.