Nee, echt groot is de camping niet. Daardoor wel overzichtelijk. Al snel leer je gezichten kennen. Als er iemand voorbijkomt met een dikkere buik dan ik stoot ik mijn vrouw even aan. ‘Wie zich aan een ander spiegelt:…’ Zittend voor mijn caravan neem ik de gasten op. Bram komt uit België. Een echte Bourgondiër. Hij is een vrolijke man. Zijn taal klinkt zangerig en zijn woorden komen overeen met wat ze uitbeelden. Zijn caravan noemt hij een sleurhut. Jan is de tachtig gepasseerd. Zijn lijf geeft het aan, maar zijn ‘droge’ humor komt fris over. Nel zit voor haar caravan en haakt het ene werkstuk na het andere. Cornelis heeft Down maar lijdt er niet onder. We hebben vriendschap gesloten. Sander, zes jaar, zit naast me als ik vis. Hij houdt de aantallen bij. De dames wisselen bij het toiletgebouw hun belevenissen uit. Waar ze het lekkerster ijsje hebben gegeten en de mooiste fietstocht hebben gemaakt. Last but not least: de zon is gul gestemd. Hij zorgt ervoor dat de temperatuur boven de dertig graden uitstijgt. ’s Avonds varen we in een boot door het stadje bij de camping. Muziek schalt over het water. Vader Abraham neemt ons mee naar het kleine café aan de haven. André Hazes zingt: ”Zij gelooft in mij.” Wij zingen mee. Hoe gelukkig kan een mens zijn?
Echter, soms gebeurt het op een camping dat mensen even hun masker laten zakken. Bram vertelt me dat hij zijn twee dochters zeven jaar geleden voor het laatst heeft gezien. Zijn drie kleinkinderen heeft hij nog nooit gezien. “Of dat schrijnt?” vraag ik. “Gewoon hard voor je zelf zijn,” is zijn antwoord. Tina, is na haar scheiding getrouwd met een weduwnaar, die van de een op de andere dag zijn vrouw had verloren. Nog geen veertig jaar oud. De ouders van Cornelis moeten hun zoon loslaten. Hij gaat op zichzelf wonen. Karel zegt dat hij het nu gevonden heeft bij zijn derde vrouw. Jan vertelt me met een brok in zijn keel, dat zijn schoonzoon het leven niet meer aankon. Luisterend moest ik denken aan wat iemand mij ooit zei na een zelfdoding: “Ik denk dat Jezus zou zeggen: welkom, ik had je nog niet verwacht.” Nel is niet zo van het vertellen. Na het sterven van haar man, moet ze het verdriet over haar schoondochter alleen dragen. Kanker in een niet meer te genezen vorm. Hier op deze camping komt het allemaal samen. Mensen met allemaal hun eigen rugzakje. Eenieder probeert er op zijn eigen wijze mee om te gaan. Ik kijk naar het gezicht van de jonge vrouw die naast mij op het bankje zit. Haar blauwe ogen kijken me onbevangen aan. Haar blonde haren steken af tegen haar bruine schouders. Ze kent de meeste gasten. Ze zegt: hier komen mensen samen met hun eigen sores. Het is mijn insteek, dat ze hier even los komen van wat ze bezig houdt. “En jijzelf dan? vraag ik.” “Dat is een verhaal op zich.”