Het bovengenoemde is niet moeilijk om met voorbeelden te onderstrepen. We trekken niet meer met elkaar op. Afstand houden is een gevleugelde uitdrukking. Knuffelen is er niet meer bij. Maar ook een gebaar van meeleven, een hand op je schouder, een aai over je bol, behoort tot het verleden. Wandelend lopen we als melaatsen langs elkaar heen als we elkaar tegenkomen. Beiden wijken we naar rechts. Onze zondagse kerkdiensten, massaal optrekken, kennen we niet meer. En de diensten zelf, lijken voor sommigen op kant en klare maaltijden. Even in de magnetron en klaar is kees.
Maar Kees was er niet klaar mee. Hij vond het maar niets. Waarom niet gewoon een dienst in een kerkgebouw in plaats van die zogenaamde buitendiensten. Hoe ver staat dit alles niet af van een gewone kerkgang. Waar diensten zorgvuldig voorbereid worden, zoals het bij goede maaltijden hoort. De tafel keurig gedekt. Mes en vork, mes met de scherpe kant naar het bord gericht en de vork links van het bord gerangschikt lagen. Zo ook de diensten. Je wist wat er kwam. De liturgie was Bijbels en volgens gemaakte afspraken ingevuld. Nu, geheel anders. De dominee in spijkerbroek, zijn handen zegenend gestrekt onder een geopende hemel. Daar waar een groep overvliegende ganzen al kwakend blijk van instemming geven. Zij weten uit ervaring dat er meer tussen hemel en aarde beweegt, dan wij soms voelen.
Heimwee vult menig hart. Jaren geleden vroeg in aan mijn vader, hoe hij als jongere de kerkdiensten vroeger had ervaren. De kerken zaten toen bomvol. Kerkverzuim was er niet. De diensten duurden minimaal 90 minuten uitlopend tot twee uur. Zijn antwoord weet ik nog: “als de tussenzang begon, wisten we dat we op de helft waren.” Zit het bij ons ingeschapen om het verleden te verheerlijken? Ik weet het niet. Het volk van Israël verlangde terug naar Egypte toen ze de woestijn doortrokken. (Het verleden daarbij verheerlijkend.) Vlees en meloenen waren daar in overvloed. Heel wat lekkerder dan het voorgeschotelde manna. Maken wij een woestijntocht door? Waren de mensen vroeger veel heilbegeriger? Hadden ze toen niet veel meer over voor de dienst van de Heer? Zo’n vraag komt zo maar bij mij naar boven.
Ik las in de kerkbode, 2e jaargang 18 jan. 1946 het volgende. Het gebeurde regelmatig, dat in beide diensten, die van negen en van half elf, mensen te laat in de kerk kwamen. “Een onwraakbaar bewijs, dat het te laat komen, (een zeldzame uitzondering daargelaten) geen kwestie van noodzaak maar van (schuldige) traagheid is. De eerbied voor de dienst des Heeren moest ons hiervoor behoeden.” Besloten wordt de hoofdingang af te sluiten, zodra de kerkenraad binnen komt. Tot slot: Tevens verzoekt de kerkenraad allen, die dit aangaat, om na de dienst zijn sigaar of sigaret niet reeds in het kerkgebouw aan te steken, maar hiermee te wachten tot men althans in het portaal is.”
Mee door corona is er nu een verscheidenheid aan kerkdiensten. Er zijn dominees die letterlijk voor lege banken preken. Of men gaat, tegen het advies in, toch in grote aantallen naar de kerk. In onze gemeente vullen de predikanten, in overleg, de diensten afwisselend in. Niet ieder wordt hier blij van. Maar noodgedwongen, door de corona, gaan de preikanten op zoek naar een invulling, die misschien beter bij onze tijd past, dan wij dachten. Predikanten krijgen zo de kans om zich te ontplooien met omgang van de media, die voor onze jonge generaties vanzelfsprekend is.
En Kees dan? Ik denk dat Kees genoeg preken gehoord heeft – in drie punten- dat daar zeker punten bij zijn geweest, waar hij nog steeds op kan teren. Zo niet, dan blijft de vraag open, of er toch iets ontbrak vroeger.