de hemeldeur staat open

Morgen zal ik niet meer huilen

Is er een tijd vastgesteld voor rouwen?
Ik weet het niet.
Het is tien jaar geleden.
We hebben al de kaarten en brieven gelezen.
Al lezend zagen we gezichten voor ons. Zittend aan een tafel, gebogen over de kaart.
We hebben in gedachten een zucht gehoord toen de eerste zin zwart op wit stond.
We zagen jullie bladeren, op zoek naar een passende tekst, een gedicht.
Nee, we hebben je niet allemaal zien zitten tijdens de afscheidsdienst. Onze ogen waren omfloerst. We wisten dat jullie er waren. Dat voelde goed.

En toch… toch … was het zo kil vanbinnen.
Zo leeg…. leeg…. leeg….
Een vriend schreef me:
‘Door haar sterven ben je nu ontvaderd.
Ont-vaderd- geen vader meer voor haar.
Jouw armen, handen die willen zorgen, bewaren, afwenden, omhelzen, grijpen, graaien in de leegte. Voor eerst is er niet meer dan dat gegeven.’
Verder:
‘Wanneer een vader wordt ont-vaderd, dan is er tegelijkertijd een moeder die wordt ontmoederd. Kijk te midden van de mist van je eigen tranen bezijden je… een moeder die een kind verliest… dat moet erger zijn…negen maanden deel van haar lijf… van haar navelstreng losgesneden… moeder-dochter, twee vrouwen verbonden… heb ik dan voor de dood gebaard!?

We stonden bij het geopende graf.
Gelukkig dat het zand dat ernaast lag niet zwart was.
U wilt meer lezen.
Over opstanding der doden en zo.
Dat weten we toch?
Troost over het graf heen…

Wacht nog even.
Troost kan soms ook te snel komen.
Het verliest daardoor zijn kracht.
Opnieuw neem ik kaarten ter hand.
Lees de brieven.
Maar in gedachten zit ik weer aan het bed van onze dochter.
Mijn maag doet pijn.
Ik voel het… langzaam… trekt die zich samen.
Afscheid…nooit meer…

Dan haken mijn ogen zich aan het ons toegezonden gedicht.

Ik sta op het strand in de branding.
In de ochtendzon zie ik een zeilschip varend op de volle zee
Zij is prachtig en ik blijf haar aanschouwen
Tot zij verdwijnt achter de horizon
Iemand naast me zegt: “ze is niet meer.’’
Zij is niet meer; niet meer wáár?
Zij is alleen uit ons zicht verdwenen.
Zij is nog steeds net zo groot- net zo mooi
Als toen ik haar zag
En ze is nog steeds in staat haar lading en bemanning
Naar de plaats van bestemming te brengen.
Het langzaam kleiner worden en zelfs uit het zicht,
Verdwijnen, zien alleen wij.

En juist op het moment, dat iemand naast me zegt:
“Zij is niet meer”
Zijn er anderen die haar zien verschijnen aan de horizon.
En daar roept er iemand, met blijde stem:
“Daar is zij.”

De hemeldeur staat open.
En morgen…?

Misschien zal ik toch weer huilen.