leven onder de kaasstolp

Ergens boven mij kreunt een balk onder de last die hij draagt.

De zomer is voorbij. De zon laat zich steeds minder zien en de avonden worden langer.
Gordijnen sluiten de buitenwereld af en de kachel geeft behaaglijk zijn warmte terug.
De televisie vraagt om aandacht. Eenmaal in bed, slaat de regen tegen het slaapkamerraam. Ergens boven mij kreunt een balk onder de last die hij draagt. De slaap is nog ver weg. Gedachten gaan.

Het voordeel van ouder worden is dat het je de mogelijkheid biedt om vaker en langer op vakantie te gaan. Mee door het coronavirus, hebben we de afgelopen zomer langer dan anders op een camping doorgebracht. Heerlijk kunnen fietsen, vissen en dingen ontdekken. Er was tijd voor een gesprek, een luisterend oor, gewoon even voor iemand te zijn. In het nu van het moment.

Mijn wereld had zich verkleind. De krant nam ik snel door, soms had ik aan het kopbericht genoeg. Een fietstocht stond op het programma. Het landschap ontvouwde zich aan je ogen. Twee grote witte zwanen, met vier bruine jongen, voeren langzaam door de sloot. Hun hals af en toe in het water stekend. Een waterhoentje joeg achter een eend aan die te dicht bij zijn nest kwam. Zichzelf hierbij overschreeuwend. Een kievit riep tegen een kraai, dat hij hier niets te zoeken had. Twee hazen speelden een wedstrijdje hardlopen, om even later hijgend hun oren in de lucht te steken. Is alles nog veilig?
Bord met afbeelding vrouw in de tuinTerug op de camping vertel je aan je buren wat je getroffen had. Je laat de gemaakte foto zien, van een bord in een tuin, waar een vrouw bukkend afgebeeld stond. Net echt. Hoe de appeltaart en koffie hadden gesmaakt bij het restaurantje aan de waterkant. Hoe je uitkeek over het wad, waar de boot naar Vlieland langzaam in het niets oploste.
Toen de zon langzaam, hij had er moeite mee, afscheid van de dag nam, zat ik met mijn vrouw voor de caravan. Je waande je in Frankrijk. Onder het schijnsel van de lantaarn, zag je een vleermuis duiken naar vliegen. En toen de schemer zich tussen de tenten en caravans nestelde, hoorde je een jonge uil in de verte bedelen om een muisje.
Corona was uit je gedachten verdwenen. Lesbos lag ver achter de horizon. Kerkelijke commissies, die synodes met raad en daad terzijde moesten staan, waren op non-actief gezet. Mijn leven speelde zich, hoe zou ik het noemen, onder deze kaasstolp zich af.

Een dikke week ben ik weer thuis. Ik spel de krant weer als voorheen en verbaas me over veel dingen. Ingezonden stukken waarin in klare taal geschetst wordt, hoe fout die ander het ziet.
’s Avonds brengt het journaal de wereld weer mijn huiskamer binnen. Lesbos is weer terug van weggeweest. Ik hoor hoe een president door corona geveld wordt en iemand op klaarlichte dag op straat is neergeschoten. Mij wordt verteld dat een ouderenpartij zich weer verjongd heeft. In mijn agenda staan verschillende afspraken.
Ik verlang terug naar de afgelopen tijd. Mijn wereld die zo overzichtelijk was. Stilstaan bij dingen die ik zelf interessant vond. Plezier had om het waterhoentje die een ‘grote’ snavel opentrok, tegen de eend. Word ik oud, of ben ik het al?
Ik kreun zachtjes met de balk boven mijn hoofd mee. En denk, draag jij de last maar, ik word te oud om het te doen. Of zou het misschien zijn, dat ik geleerd heb, te leven in het nu. Het moment waarin ik ben. Ik draai me voorzichtig om en geef mijn slapende vrouw zacht een zoen.