Ik zie de man staan. Met een kwast in zijn hand staat hij voor een boom. Kijkt om zich heen, neemt even afstand en strijkt dan met zijn kwast over de stam. De boom wordt gemerkt, maar het laat bijna geen sporen na. De man, ik schat hem op de leeftijd van een pensionaris, loopt dan naar een ander boom. Ook die wordt gemerkt. Ik vraag:” bent u bomen aan het verven?” De man heeft wel even tijd voor een praatje Hij houdt mij een potje met een licht gekleurde substantie voor. “Ruik maar, ”zegt hij. Ik kan de geur niet thuis brengen, haal mijn schouders op en zeg: “ik ruik wel iets , maar ik kan de geur niet goed onder woorden brengen.” De man helpt mij. In het mengsel zit gist verwerkt. “Het is om vlinders aan te trekken”, vertelt hij mij. “Vannacht ga ik kijken welke soorten er op af komen. Onlangs heb ik er één ontdekt die, voor zover ik weet, alleen in Zuid Frankrijk voorkomt. Dat het milieu verandert, lees je. Het klopt, je merkt het ook aan het bestand van de vlinders. Dus we moeten met elkaar proberen om zolang we hier leven, goed met het milieu om te gaan.” Ik knik . Dan, vraag me niet waarom, zeg ik: “Zal er ook iets zijn na dit leven?” De man haalt zijn schouders op. “ Ik weet het niet. Ik ben niet gelovig opgevoed. Ik heb twee jongens op de wereld gezet en die doen het goed. Dus ik heb mijn best gedaan. Wat zal men er verder van zeggen?” Wat moest ik zeggen? Moest ik wat zeggen? De man zwijgt en kijkt me aan. Als ik mijn weg weer wil vervolgen hoor ik: “ ik zie aan je gezicht dat jij er in gelooft. Dat het je wat doet. ‘’ Hij heeft gelijk. Ik had het graag met hem willen delen. “Ik wens je een mooie vlindernacht toe,” zeg ik en vervolg mijn wandeling.