Het bleef stil … en toen: “ik weet het niet.”
Als ambassadeur van de Elisabethbode ontmoet je veel mensen. Tijdens een lezing, bij een concert, of een ontmoetingsdag. Het zal wel met de leeftijd, of met mijn gehoor te maken hebben, maar namen komen het ene oor binnen en gaan er aan de andere kant weer uit. Bepaalde gezichten blijven soms hangen. Dit mee door de vriendelijke uitstraling of door wat men je toevertrouwt.
’t Was tijdens een avondje bellen. Mensen nemen een paar nummers van Elisabethbode op proef en vaak proberen we door een telefoontje te plegen van hen te horen, wat ze van het blad vinden. Hoe dit mij vergaat? Ten eerste stel ik, en dat zeg ik ook, het op prijs dat men mij even te woord wil staan. Je belt on- aangekondigd, nietwaar? Ik word altijd blij als ik hoor dat men de Elisabethbode een mooi blad vindt. Heb er ook alle begrip voor, dat er meer bladen door de brievenbus glijden en er keuzes gemaakt moeten worden. Wanneer tijd ontbreekt, heb ik wel eens voorgesteld om te komen stofzuigen, maar dat helpt niet voldoende. Echter, doordrammen is mij vreemd. Die avond. Tien telefoontjes, drie abonnementen. Nog één? Dag mevrouw, met Douwe Janssen van de Elisabethbode. “Mag ik u even vragen, of u de Elisabethbode al mist? Wat zegt u? Ja? Nou, dan komt het goed uit dat ik u even bel. Zullen we er dan maar een abonnementje tegen aan gooien?” Het bleef stil. Akelig stil… Dan: “Ik weet het niet. Heb twee dagen geleden gehoord dat ik kanker heb, en dat het niet te genezen is.” Tussen een paar diepe zuchten heen hoor ik snikken. Mijn ogen beginnen te zwemmen. Het gesprek heeft een poosje geduurd. Beter maken kan ik haar niet. Wel die avond haar aan God opdragen. En een predikant gebeld, die haar wil gaan bezoeken. Om haar te vertellen, dat er leven is na de dood. Daar hebben we het in de Elisabethbode ook vaak over.