De man naast mij houdt, net als ik, zijn ogen op de dobber gericht. Even later brengt een vrouw hem koffie en vraagt hem hoe het gaat. ”Gaat wel”, zegt hij. Als de stilte teruggekeerd is begint hij ineens te praten. Als de pootjes van de caravan aangedraaid zijn, en je de hand van de buren hebt geschud, begint je vakantie. Eerst kijk je nog een beetje onwennig om je heen. Maar na enkele dagen kun je in het donker zelfs de weg naar het toiletgebouw vinden. Je leven krijgt een ander ritme. Je wordt wakker doordat de zon op het dak van de caravan schijnt. Of door kinderen die buiten met elkaar vechten om de bal. De krant scan je even via internet. Echt aandachtig lezen is er niet bij.
Na een mooie fietstocht zit je aan het eind van de dag aan het water te vissen. De avond is bezig te komen. Vogels zoeken een rustplaats voor de nacht. Daar zijn ze best kieskeurig in, want ze zwerven en buitelen in de lucht over elkaar heen. Enkelen zetten hun pootjes, na een mooie landing, neer op het riet, om zich even later toch weer bij de anderen te voegen. In de verte roept de koekoek. Koekoek… kooeekoeek. Achter je blijft een moeder met haar kind staan. ”Kijk, die meneer zit te vissen.” Het jongetje knikt en trekt zijn moeder aan haar arm. De stilte keert terug. Naast je zit je buurman. Van leeftijd verschillen we niet veel van elkaar.. “Blijft rustig hè! “ “Ja.” Even later: “Mijn vrouw is vorig jaar overleden. Zomaar, patst boem. Je denkt dat het bij een ander gebeurt en dan…” “Kun je je redden,” vraag ik. “Hou op man. Mijn vrouw zei altijd: ga jij maar even met de hond wandelen. Ik red me wel. Daar sta je dan. Met lege handen. De afwasmachine was ook nog kapot. Wat te doen? Een nieuwe kopen voor dat beetje afwas?” Het blijft even stil. Alsof hij opnieuw de afweging moet maken. Even later. “Een half jaar later ben ik weer getrouwd. Ik kon niet tegen het alleen zijn. Mijn ”nieuwe” vrouw zegt vaak: laat mij dat maar even doen. Ga jij maar even een blokje om. Ik heb het getroffen man.” Als hij even later een vis aan de haak slaat zeg ik: “Mazzelkont.” In de caravan, als de dag bijna gisteren wordt, droom ik voor mij uit. Wat is mijn wereld ineens overzichtelijk geworden. Zo kan ik het probleem van mijn visbuurman behappen. Zie hem klungelen in de keuken. Hoe deed zijn vrouw dat altijd? Isis is ver weg. De stad Raqqa wordt ingesloten. Hongersnood, droogte, een uitgemergeld kind in de armen van een huilende moeder, zie je hier niet. Overstroming beperkt zich tot je schoen die je net iets te ver buiten de luifel hebt gezet. Vragen: waar is God? Waarom grijpt Hij niet in?, zijn in je onderbewustzijn gedaald. Je kunt je wereld overzien. Zo hoop je voor je visbuurman dat zijn prostaatklachten niet verergeren.
De wind is moe van het spelen. Het water lijkt op een spiegel. De stilte om je heen voelt goed. Met een licht plonsje duikt een kikker het water in. Hoeveel verbeelding moet je hebben om in het ruisen van de populieren Gods voetstappen te horen.