In de zomer trekken we er graag op uit. Dingen waar ik druk mee ben, vallen stil. We zoeken via internet kleine campings uit, die we willen bezoeken. Onze eisen zijn niet groot. Graag viswater vlakbij en een mooie omgeving om te fietsen. We nemen genoegen met een minder luxe wasgelegenheid dan dat we thuis gewend zijn. Onze eigen vertrouwde buren ruilen we in voor tijdelijke. Het klikt meestal, maar soms niet. De ene keer is het uitzicht een caravan. Een andere keer kijk je uit over het open veld. Je ziet in het weiland schapen grazen. Er zijn er met een groene streep over hun rug. Andere zien er gewoon wollig uit. In het land ernaast grazen koeien. Hun tongen schuren de grassprieten af en slikken ze smakkend door. Om ze later, rustig liggend en herkauwend nog eens te proeven. In de verte steekt een kerktoren net boven de bosrand uit. Mijn vrouw zit in een tijdschrift te bladeren. Ik probeer woorden aan mijn gedachten te geven. Wat is de charme van dit bestaan? Zou het kunnen zijn dat de wereld meer overzichtelijk wordt? Je hebt geen TV. De krant downloaden lukt de ene keer wel, een andermaal niet. Toch heb je niet het gevoel dat je iets mist. Irak en SyriĆ« zijn ineens buiten je gezichtsveld geraakt. IS heeft zich teruggetrokken in belegerde steden. Mensen, die in kranten of tijdschriften hun mening opdringen, zijn buiten beeld geraakt. Je wereld is niet groter dan de fietsroute die je hebt uitgezocht. Of het plekje in de onderwal, waar je stoel net tussen het riet past, dat zachtjes met de wind meedeint. Je hoeft alleen maar goed op je dobber te letten, want die is je soms te snel af. ”s Zondags bezoek je een plaatselijke kerk. Je ontdekt dat elke gemeente haar eigen uitstraling heeft. Mijn visbuurman vertelt me dat hij bezoek krijgt van zijn zwager. Hij is ernstig ziek. Alvleesklierkanker met uitzaaiingen. Als ze samen aan de waterkant zitten, neem ik de man voorzichtig op. Hij krijgt letterlijk een gezicht voor mij. Zijn haar is ”modern” gekapt: hij is glad geschoren. Van een paar meter afstand is er niets aan hem te zien. Wat een gek idee. Weten dat iemand de dood al in de ogen kijkt. Hoe gaat hij daar mee om? Heeft hij gejankt, gebeden? Gevloekt misschien? Waarom moet iemand van vierenvijftig zo jong sterven? Mijn knusse kleine wereld stort ineens in. Met een smak tuimel ik de werkelijkheid weer binnen. Vluchten kan niet. Verstoppen lukt me niet. Je moet, of je wilt of niet, het leven onder ogen zien. En God? In de Bijbel staat, dat hij een nieuwe wereld zal scheppen. Hij heeft het beloofd. De dood zal er niet meer zijn. Van ziekte heeft men geen weet. Maar wat kan ”wachten” lang duren.